U zocht voorbeeldzinnen met daarin "prutsen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- prouwseln: brouwseln, praanseln II, prutsen
- prutsen: Iene, die graag prutsen mag, krig soms dingen nog weer klaor, diej anders wal weggooien kunt (Schoonebeek)
- prutsen: Ik mag geern wat met een olde radio prutsen (Roderwolde)
- prutsen: Hie hef zölf an de klok zitten te prutsen en daor is e niet beter van worden (Sleen)