U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pudding"
Resultaten 1 - 11 van 11
- deurreuren: De pudding is aordig kloeterig, ik heb het zeker niet goed deurreurd
- flart: Dunne pudding, net flart, ik heb ze liever wat dikker (Emmen)
- flarterig: De pudding is flarterig (Gasselte)
- gobbelig: Pudding en gekookt spek, dat is gobbelig
- maizenabrij: Wij kent maizenapap, maizenabrij en maizenapudding. Maizenapap bleef wit en in de pudding zat kleur (Sleen)
- perzik: Pudding mit parziken, dat is lekker (Hoogeveen)
- pudding: Hij zakte as een pudding in 'nkannerk (Roderwolde)
- pudding: Zundags weur der pudding eten (Dalen)
- sleikerd: Hol dien lange sleikerd toch binnen (Nsch), Hij zit mit zien lange sleikerd in de pudding te slikken (Barger Compascuum)
- vla: Vla is dunne pudding (Balloo)
- voelnisvat: Schoef dei pudding man naor hum hen, dat is toch zo'n voelnisvat (Barger Oosterveld)