U zocht voorbeeldzinnen met daarin "purken"
Resultaten 1 - 5 van 5
- oppurken: Ie hoeft van mij de kachel niet op te purken (Koekange)
- pulken: pulen, pluren, purken
- purken: Hie zit altied in zien dompe te purken (Pesse)
- purken: In de koezen purken (Hollandscheveld)
- purken: Het is: in de neuze zitten te pulken, maor in de koeze purken (Zuidwolde)