U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ram"
Resultaten 1 - 20 van 31
- annimmen: Ik har al lang scheuten, dat e de ram wal annam
- entereui: Dat is een mooi entereui, die kan onder de ram (Klazienaveen)
- eui: Op de schaopenmaark he'k een eui en een ram kocht (Eext)
- eui: Wij hebt de euie onder de ram ehad (Wapse)
- eui: Een euie is meer weerd dan een ram (Hollandscheveld)
- euienter: Ik hol gien ram an van een euienter (Roderwolde)
- inteelt: Wij moet zien daw een neie ram kriegt, aans kriew teveul inteelt (Sleen)
- knien: Ze hebt twei knienen, een heui en een ram (Barger Oosterveld)
- lubben: De ram is elubd en de hingse is esnene (Ruinen)
- ofbinden: Wie hebben dei ram ofbonden (Emmer Compascuum)
- puut: Bij de ram wordt de puut ofbunden (Coevorden)
- ram: Die ram möt vort, hie wordt te aold en der möt nei bloed in (Sleen)
- ram: Wanneer hef het knien onder de de ram ewest (Ruinerwold)
- ram: Hij is met de sik naor de ram (Roderwolde)
- ram: Aj de ram kantelt, kun ie de vore brieder of smaller maeken (Dwingelo)
- ram: Ik gaf hum een ram veur de kop (Meppel)
- ram: Een ram is, waor törf tegenan zet wuur (Padhuis)
- rammeln: Der is veule wiend, het hiele huus ram
- rammeln: Is het eten klaor? Ik ram
- rammen II: Die ram wil best rammen (Mantinge)