U zocht voorbeeldzinnen met daarin "redeneren"
Resultaten 1 - 5 van 5
- redeneren: Hij kan redeneren as Brogman (Fluitenberg)
- redeneren: achter in de busse te redeneren (Ruinerwold)
- redeneren: Ze zaten om de taofel tou te redeneren (Roderwolde)
- reseneren: redeneren
- sik: En dan stek hij zien sikkien veuruut en begunt te redeneren (Meppel)