U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ree"
Resultaten 1 - 20 van 22
- arreslee: Hij ree met de arreslee deur de snei (Balloo)
- hert: Een ree nume wij altied een hart (Fluitenberg)
- oftands: Hie ree mij daor op een oftaandse fiets, het was eein bonk roest (Eext)
- onwies: Hai ree onwies haard (Emmer Compascuum)
- pardoes: Het wicht ree perdoes in de sloot (Zeyen)
- pletter: Hie ree de auto te pletter (Balloo)
- prent: Kiek, dat is een prente van een ree (Hoogeveen)
- rechtoet: Hij ree rechtoet en kwam op de kop in de sloot (Barger Oosterveld)
- redde: ree
- ree I: Een ree luip van de weg naor hoes (Roderwolde)
- ree II: Een ree hef een spiegel en gien start (Vledder)
- ree II: Het is niet best aj een ree veur de auto kriegt (Wapse)
- ree III: op ree, ...rei liggen
- ree III: Wij hebt nog ondergood op ree liggen (Ruinen)
- ree III: Zölf geredderde hemden ligt op ree in het kamnet
- ree III: Zij draegt die hemden op ree
- ree III: op ree
- ree III: Ik had de hele boel in de warre, mar ik heb het toch nog weer op ree ekregen (Havelte)
- spiegel: Ie kunden de spiegel van de ree nog net zien, veurdet e ien de struken sprunk (Hoogeveen)
- stiekelhege: Het jonkie ree op zien fietsie perdoes de stiekelheeg in (Eext)