U zocht voorbeeldzinnen met daarin "reien"
Resultaten 1 - 3 van 3
- ofreien: De stucadoors hebt een reeie um de vloere vlak of te reien (Dwingelo)
- reien I: Warken met een reischaaf is reien (Weerdinge)
- reien I: De stucadoor gebruukt nog de rei um de muur te reien (Hooghalen)