U zocht voorbeeldzinnen met daarin "reizen"
Resultaten 1 - 4 van 4
- monde'ring: Zonder mondering mag ze niet reizen (Havelte)
- reizen: Ze mötten hielwat reizen um bij de kiender te komen (Meppel)
- verrumen: Reizen verruumt, ...verroemt de blik (Anloo)
- wagenziek: Hij kun niet over reizen, dan wuur e wagenziek (Zweelo)