U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rek"
Resultaten 1 - 20 van 22
- anrekken: Rek mij die vork ies an (Oosterhesselen)
- inrekken: Ik rek je 't wal even in, ik kom toch bij je langs (Sleen)
- kiep II: Rek mij de kiep even an, het is kaold an de kop (Hijken)
- oetrekken: Nou moej die hulpzelen niet zo oetrekken, dommiet is alle rek er oet (Beilen)
- rek I: Ik mut èven nei rek in de broeken doen (Hollandscheveld)
- rek I: Hie hef het rek oet de longen (Sleen)
- rek I: De rek is uut het elastiek (Elim)
- rek II: Het is nog een hele rek, veurdat het middag is (Rolde)
- rek II: Veertien dagen in Veenhoezen is een hiele rek
- rek III: Hij pakte een piep oet het rek (Sleen)
- rek III: Fietsen staot in een rek (Anloo)
- rek III: In de keuken heb ik een rek veur de pannen (Emmer Compascuum)
- rek III: IJ kunt meer op de wupkaar holden as der een rek op zit
- rekker: rek
- rieven: Ik mut nog eerpels rieven, rek mij de rieve ies an (Ruinerwold)
- rik: rek III
- roestbroen: griste een roestbroene en mit straokies bewarkte jurk uut het rek
- schoefeln: De hounder schoefeln in een houkie op het rek (Roswinkel)
- smoltpot: Rek mij de smoltpot ies even an (Zwinderen)
- striemen: Het rek van mien sokken striemt mie om de beinen (Emmer Erfscheidenveen)