U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rem"
Resultaten 1 - 7 van 7
- gummieblok: Anne hef het gummieblokkie onder de rem van de fietse half versleten (Geesbrug)
- overdrie'ven I: Rem hum mar een bettien of, hij overdref (Padhuis)
- rem I: De rem van de fietse was kepot en ik kreeg zowat een ongelok (Diever)
- rem I: Hie is aaid even drok; de rem möt er ies op (Zweelo)
- rem I: Op de bouw wordt een rem ezet (Hoogeveen)
- rem I: Hie hef rem in de bienen (Sleen)
- rem I: Peerde en koene en ook mèensen hebt wal last van rem (Schoonebeek)