U zocht voorbeeldzinnen met daarin "remmen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- anremmen: remmen
- ofremmen II: Een koe ofremmen, ...remmen en dan in de hals snieden (Dwingelo)
- ofremmen II: remmen
- remmen I: Hij kun nog net op tied remmen, anders har dat kind onder de auto zeten (Barger Oosterveld)
- remmen II: Die slachter wil die koe remmen; hie möt het remtouw hebben (Sleen)
- snoeren I: remmen