U zocht voorbeeldzinnen met daarin "remtouw"
Resultaten 1 - 5 van 5
- remmen II: Die slachter wil die koe remmen; hie möt het remtouw hebben (Sleen)
- remtouw: Wij moet het pèerd even het remtouw andoen, veurdat e dekt wordt (Sleen)
- remtouw: Het remtouw kwam um de heurens en dan under het lief achter de veurpoten langs (Padhuis)
- remtouw: Het remtouw kwam um het achterbien van het pèerd (Dwingelo)
- remtouw: Um een pèerd van de bienen te kriegen, gebruukt ze een remtouw (Wapse)