U zocht voorbeeldzinnen met daarin "repen"
Resultaten 1 - 10 van 10
- reep I: Za'k joe an repen snieden?
- repen I: Lig niet op de heuibult te repen, temet lekt e in (Coevorden)
- repen I: Niet zo repen op de stoel! (Meppel)
- repen I: Die jongen zit op die paolen te repen, zie holdt gien boks um de kont (Odoorn)
- repen I: Wij hebt er zeker een vaorige koe bij, want ze doet niks as repen (Koekange)
- repen I: Dei bok zit geregeld op dei witte knienen te repen (Barger Compascuum)
- repen I: De pèerde mussen der aordig tegen repen um deur dat stuk te kommen (Oosterhesselen)
- rutern I: Wat hej toch aal op de eerpeldob te rutern en te repen (Eexterveen)
- sliepen: Lien zèeien en vlas wien en repen, braoken, sliepen, hekeln en er bossen gaoren van spinnen
- vaorig: Ik dèenke det die koe vaorig is; zij is an het repen (Hoogeveen)