U zocht voorbeeldzinnen met daarin "reukeln"
Resultaten 1 - 6 van 6
- poken: peukeln, reukeln
- rakeln: reukeln
- reukeln: Hij zit mit een stok in de iemenkorf te reukeln (Barger Compascuum)
- reukeln: Hie zat met de pook in het vuur te reukeln (Balloo)
- reukeln: Hie zit er aal tuschen te reukeln; daor is het niet beter van (Sleen)
- reuteln: reukeln