U zocht voorbeeldzinnen met daarin "reupen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- anlopen II: As het rad van de wagen anleup, dan reupen wij: gierige boer of: luie smeerder (Odoorn)
- domkop: As der ene bleef zitten op schoele, dan reupen de jongen in koor: domkop, domkop kan niet leren, ik (Hollandscheveld)
- ka I: Jonges hadden ok wel ies een kag en reupen hom 'hanskag' (Vries)
- lelie: Dan reupen wij: harder, harder en knepen hum steviger in het gat. En as e dan reup: genaode, pen en (Beilen)
- piel II: As ie kukens reupen, zeden ie piel, piel, piel (Barger Oosterveld)
- popslaon: ... de hoed of te slaon, mar dat vuul niet mit, want de aandere kiender, die reupen allemaol welke k (Geesbrug)
- wichtergenaode: As ze je pakten, knepen ze je net zo lang in het gat totdaj reupen van wichtergenaode (Hijken)