U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rij"
Resultaten 1 - 10 van 10
- hegenkannegien: Langs die weg stiet nog een hiele rij hegenkannegies (Oosterhesselen)
- ofkoppen: Leg die bieten op een rij, dan kuj ze met de schoffel zo ofkoppen (Padhuis)
- riege: Lange, lange riege/20 in een stiege/30 in een lange rij/Kom mor
- riegen I: Met paosen zetten wij neuten op een lange rij. Dan met een iezern stuiter er an langes rollen. Dat n (Beilen)
- rij: As het melkerstied is, loopt de koenen in een lange rij naor huus (Broekhuizen)
- rij: Hie hef ze niet allemaol op rij staon (Hooghalen)
- rijen I: Ik rij eerst mien schoenen even dicht
- umslieks: Hij hadde umsloeks een rij bieten op iene (Elim)
- underzeeër: De eerpels stunden ofgemieterd mooi ien de rij, der was gien onderzeeër bij (Ruinerwold)
- vörstpan: Vörstpannen is een rij ronde pannen om te veurkommen dat het reit opwaait (Westervelde)