U zocht voorbeeldzinnen met daarin "riloren"
Resultaten 1 - 3 van 3
- riloren: Koomt hier ies even hen, mien jonge, dan za'k oe riloren (Ruinerwold)
- riloren: Hij was zoe'n donderse deugniet, ie zulden hum riloren (Havelte)
- riloren: Aj kolde oren hebt, kuj de oren riloren um ze te waarmen (Wapserveen)