U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rim"
Resultaten 1 - 8 van 8
- remme I: rim
- ribbe: rim
- rim: Der wuurd altied bij het törfgraven een rim zitten laoten um het water in de törfkoel tegen te hoo (Padhuis)
- rim: Daor leg een hiele rim ruumèer an de sloot langs (Stieltjeskanaal)
- rim: Wij hebt al een hiel èende rim klaor
- rim: Wij gooit de erpel op de rim
- rim: Maak even een rim langs de erpelkoel (Zweelo)
- rimsel: rim