U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rimmen"
Resultaten 1 - 12 van 12
- deurscheren: rimmen
- oprimmen: rimmen
- rim: De bagger wordt op rimmen zet (Barger Compascuum)
- rim: Op rimmen zetten: De törf weur dan in de lengte tegen mekaar legd en dan weur er een scheertörf ac (Geesbrug)
- rim: De rimmen in de kelder moet even schoonmaakt worden (Klazienaveen)
- rim: Mien vrouw hef de rimmen uut de kaste haald; zij hef er een hangkaste van maakt (Erica)
- rim: Bij mooi weer kunt wij wal rimmen graven
- rim: Wij hebt het blad op rimmen harkt (Coevorden)
- rimmen: Op een schip mus ie an de kaante een loeg zetten en in de midden kunden ie dan rimmen (Hollandscheveld)
- rimmen: Wij moet eerst even rimmen, veurdat wij der weer törf ingooien kunt
- rimmen: Wij bint an het törf rimmen
- twie: Op twee maken, dat is net as rimmen, maar dan eerst de scheerturf en dan de kopper, dus um en um