U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ritsen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- falliet II: Die mèensen kunt het niet meer ritsen, zie bint falliet gaon (Stieltjeskanaal)
- rits I: Het bint mooie dingen, die ritsen, maar as ze kepot gaot, bint het rotdingen (Hollandscheveld)
- rits II: Bij de markeverdieling meuk men ritsen deur het toen nog onverdeelde heideveld (Buinen)
- ritsen: Bonen ritsen
- ritsen: Hij kun het niet mèer ritsen, hij mus het zaakien verkopen (Sleen)
- ritsen: Wij kunt het nog net ritsen veur twaalf uur (Borger)
- ritsen: Ze waren an het bonen ritsen veur de conservenfebriek
- ritsen: Albeern ritsen