U zocht voorbeeldzinnen met daarin "roe"
Resultaten 1 - 20 van 21
- beholden I: Het was een bunder grond, beholden grond was 96 roe
- bonk I: ...was een roe (Noordscheschut)
- opmeten: Det stukkien vène muw opmèten mit de roe (Koekange)
- roe I: Wij hebt twelf roe grond bij huus (Dwingelo)
- roe I: Der is oes nog een roe of wat vernat (Sleen)
- roe I: Een roe veen was 5m lang en 5 m bried (Geesbrug)
- roe I: Een roe is een are. In de vene was een roe 4 bij 4 meter (Kerkenveld)
- roe I: Een roe um mit te meten is 4 m laank, een halve roe 2 m laank (Wapserveen)
- roe I: Mit de roe worde op emèten, hoeveule aj harren (Koekange)
- roe I: Een roe was een stok met kopern knoppies op 10 cm ofstand (Dalen)
- roe I: De gebaggerde vene wor naor oppervlakte an de torfmaekers uutbetaeld en mit de roe (vier meter of ee (Wapserveen)
- roe I: Twee stokken op een roe (Drouwen)
- roe II: Een heuibarg hadden ze van vier roe, maar er waren er ook van zes roe (Havelte)
- roe II: Gerdienen die op een roe hangt,
- roe II: Een roe is um te peilen of er ok brui in het heui zit (Buinen)
- roe II: Der is ien roe van de meul kepot (Sleen)
- roe II: Zo'n roe weur hielemaole bedisseld (Zuidwolde)
- roetenwupper: Een siddeltobbe nuimden ze wel ein roe
- schepel: ...12½ roe (Geesbrug)
- törfslag: Met een halve roe gunge wij het törfslag opmèten (Elim)