U zocht voorbeeldzinnen met daarin "roep"
Resultaten 1 - 15 van 15
- bijgeval: Bijgeval aj je niet redden kunt, dan roep mor (Sleen)
- Fikkie II: 'Roep ij mij?'
- larve: roep
- linksum: Trek mor an de liende en roep: linksum! (Odoorn)
- mager: Hij is zo mager as een roep (Anderen)
- nustkoek: Nustkoek zit zo diep in de veren/Kan zien egen roep niet heuren/Nustkoek hier, nustkoek daor/We zule
- opgooien: Gooi die bal op en roep metien de naam van iene
- pap I: Roep ie pappe èven um koffie te drinken? (Hollandscheveld)
- roep: Hij is zo maoger as een roep (Anderen)
- roepen: Roep ze maor even; het is middag (Mantinge)
- roepien: roep
- stummel: piel I, roep
- tabak: Nou muj mij niet slaon, aanders roep ik mien grote breur, die tabak proemt
- tot: IJ moet wachten tot ik je roep (Oosterhesselen)
- verpoppen: De roep hef zuk verpopt (Drouwen)