U zocht voorbeeldzinnen met daarin "roer"
Resultaten 1 - 7 van 7
- hongern: Vee kan ok guntern, dan bint ze roer, dan hongert ze op voer (Wapserveen)
- kotsebal: Katsebal/Ik vang dij al/In iene hand/In andere hand/In mien beide handen/ Van trippeldetrap/Roer om
- roer I: De schipper stund an het roer en zien vrouwe leup in de liende (Hoogeveen)
- roer I: Zij hef daor het roer in haanden
- roer II: Wij weet dat een roer een old jachtgeweer is mit een lange loop (Broekhuizen)
- roer III: Alles was in rep en roer (Barger Oosterveld)
- roer IV: Wat begunt die varkens roer te worden; het is zeker voerenstied (Geesbrug)