U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rollen"
Resultaten 1 - 16 van 16
- bezielen: Wat bezielt je toch om dat zo op te rollen (Vries)
- blokrol: Ze gaot het laand rollen mit de blokrolle (Pesse)
- dubbeltien: Een dubbeltien kan raar rollen (Borger)
- geld: Geld mot rollen (Anloo)
- hoepel: Hoepeldie jagen is: een aold fietsewiel zunder speken rollen met een stokkie in de gleuve (Beilen)
- maotstok: Kooplu die bij de weg lupen, meetten de rollen goed met een maotstok of elstok (Stieltjeskanaal)
- radtien: radtien rollen
- radtien: Wij gungen op het gras radtien rollen (Erica)
- radtien: Radtien rollen is haoste iets as koppie dukeln, mar mit radtie rollen mus ie de bienen veur oe kruze (Geesbrug)
- riegen I: Met paosen zetten wij neuten op een lange rij. Dan met een iezern stuiter er an langes rollen. Dat n (Beilen)
- rollen: Die stien kuj beter rollen as tillen (Klazienaveen)
- rollen: Ik heb mie zo zat eten, ik kan wol rollen (Roswinkel)
- rollen: Het gras is nog niet goud dreug, wai zullen het nog een keer rollen (Norg)
- rollen: Ik kwam te rollen (Meppel)
- verdold: Een dubbeltien kan asmangs verdold raor rollen
- verplakken: Wij moet nog hiel wat rollen pepier verplakken (Sleen)