U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rouw"
Resultaten 1 - 20 van 27
- donker II: Wat heb ij donker goed an, ij bint toch niet in de rouw? (Sleen)
- droeve: As de kèrels vroeger in de rouw wassen, dreugen ze een droefien (Oosterhesselen)
- knop: Bij rouw zaten aan de stiften zwarte knoppies (Sleen)
- krip: Krip um de hoed, 'n zwarte baand der umme aj in de rouw waren (Hoogeveen)
- kripband: Ze deden een kripband um de hoed as ze in de rouw waren (Hoogeveen)
- kripknope: Ze deden een kripband um de hoed as ze in de rouw waren, en ook wel kripknopen an de maantel (Hoogeveen)
- nette: Een nette is een hoodtie over het ooriezer hen, zwart as ze in de rouw waren en aans mooi gebloemd (Pesse)
- rouw: Vrouger luipen ze wel ain joor in de rouw (Valthermond)
- rouw: Nao zes weken kwam de halve rouw (Roswinkel)
- rouw: Bij lichte of halve rouw hadden ze zulver stiften met golden ooriezer en bij zwaore of diepe rouw ze (Sleen)
- rouw: Vrogger hadden de maanlie in tied van rouw een droefie an de pet (Anderen)
- rouw: Met halve rouw hej maor ien peerd veur de liekwagen en 4 dragers (Borger)
- rouw: Halve rouw van een breur of zwaoger, lichte rouw van nèven of nichten (Elim)
- rouw: Volle rouw was meer zwart (Hollandscheveld)
- rouw: Bij aoverlieden gungen de naosten in de donkere rouw en zoas veur oom en tante, neef of nichte in li (Koekange)
- rouw: De rouw is veurbij (Sleen)
- rouw: In 't rouw vallen
- rouwen I: rouw I
- rozet: Aj vrogger in diepe rouw waren, haj altied een zwarte pette op mit een rozet an de rechterkaante (Koekange)
- slicht: Bij rouw drugen de vrouwlu een slichte mus over het ooriezer (Padhuis)