U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rouwen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- reeuwen: rouwen II
- rouw: rouwen I
- rouwen I: Het zal je rouwen, aj niet blieft (Sleen)
- rouwen I: In het rouwen vallen
- rouwen II: Dizze koe is an het rouwen, het kalf zal wel gauw kommen (Hooghalen)