U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rozig"
Resultaten 1 - 4 van 4
- rozig: Aj rozig bint, veul ie oe wat rillerig (Diever)
- rozig: Aj daogs op boeten in de kaol west bint en aj dan in de waarmte komp, dan wi'j wel rozig worden (Eext)
- rozig: Aj van het scheuvellopen weerkwamen, waj zo lekker rozig (Sleen)
- rozig: Ik wör wat rozig na het middageten (Roderwolde)