U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ruk"
Resultaten 1 - 13 van 13
- anbraanderig: Het ruk hier zo anbraanderig (Anderen)
- anbranden: Hier braandt dunk mij ok wat an, het ruk hier tenminsen zo anbraanderig (Anderen)
- braanderig: Het ruk hier branderig. Hej het eten anbranden laoten (Roderwolde)
- etgaarheui: Dat etgreuinheui ruk altied zo lekker (Gasselte)
- krudendokter: Aj bij een krudendokter komt, ruk het hele hoes naor kruden (Hijken)
- oprukken: Ruk ies even op, ik wil der ok nog bijzitten (Stieltjeskanaal)
- ruk: Nog ein ruk en het kaalf is er (Roswinkel)
- ruk: Het is het beste, dat we maar in ien ruk deurwarken (Nieuw Amsterdam)
- ruk: Het was een hiele ruk later as dat wij dacht hadden (Geesbrug)
- ruk: Wie hebt al een heile ruk had (Barger Compascuum)
- ruk: Het was een hiele ruk um dat klaor te kriegen (Sleen)
- rukken: Toe, ruk ies een beetien
- spitsenbladtie: Een spitsenbladtie stiet langs de kaante van de weg. Aj het breekt ruk het naor pepermunt (Hoogeveen)