U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rusten"
Resultaten 1 - 10 van 10
- hevel: Bij 't waogen smeren gebruukten wij een hevel um de waogen op te laoten rusten en 't rad der of te h (Gieten)
- lauwern: Hij kan noe op zien lauwern rusten
- plaat: De plaoten rusten op de kop van het gebint (Een)
- rusten: Laot dat noou maor eerst een toertien rusten, ik praot der astond wel is over (Eext)
- rusten: Hij is overleden, hij is gaon rusten (Wapserveen)
- rusten: Op dit kerkhof rusten mien beide olders (De Wijk)
- rusten: *Wel te rusten/Met de kop in het kussen/Bienen in het stro/ Wel te rusten tot mörgenvro (Sleen)
- sikkom: Wij bint er sikkum en dan kuw even rusten (Hooghalen)
- vleisspiel: De wiemel bestund oet draagbalken. Op die draagbalkies kwamen de vleisspielen te rusten. An de spiel (Padhuis)
- Wold: *Wie rusten wil in het Wold, die kieze zich een plekke in het holt (Kerkenveld)