U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ruzel"
Resultaten 1 - 6 van 6
- bewarpen I: Dat gebeurde met een bewarpen ruzel
- rister: ruzel
- ruzel: Het ruzel weur ok gebroekt bij de stoetoven um het glunige vuur blak te strieken (Borger)
- ruzel: An een wentelploeg zat de ruzel er lös an (Geesbrug)
- ruzel: Het bewarpen ruzel
- ruzelgat: In het ruzelgat kun de holten pen van het ruzel (Sleen)