U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schaal"
Resultaten 1 - 5 van 5
- knieperig: gierig, schaal
- opsmèren: Ik heb een schaal met broodties opsmeerd, pak maar toe (Nieuw Amsterdam)
- schaal II: Hij is zo schaal as de mieter (Hijken)
- schaol I: Ik bin gister nog op de schaal west, maor ik bin niks ofvallen (Borger)
- toeleggen: As wij vroeger visite hadden, mus mien moe aaltied brood oet de schaal pakken en het toeleggen (Weerdinge)