U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schamper"
Resultaten 1 - 5 van 5
- schamper: Daor kunt ze wel zo kwaod umme worden, aj zo schamper lacht (Ruinerwold)
- schamper: Toen a'k onverwachts vezite kreeg, ha'k schamper eerpels genog (Havelte)
- schamper: Het is mar schamper te kriegen (Schoonoord)
- schamper: Het is nog mar een schamper beetie, wat er nog is (Geesbrug)
- schamper: Ze hebt mor een schamper beetie heui (Hooghalen)