U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schap"
Resultaten 1 - 7 van 7
- moes I: het schap (Barger Compascuum)
- schap: Een schap is een plank in de kast en in de winkel waren ok schappen (Hijken)
- schap: De busse staait op het tweide schap (Emmer Erfscheidenveen)
- schap: Wij wilt nog een schap in de kelder maken veur de weckflessen (Borger)
- schap: Het was door zo armoudig, de muze lagen dood veur het schap (Barger Compascuum)
- schap: Een lös kassien an de kaante is een schap (Wapse)
- schap: Wij heb nog een paar an het schap drunken (Padhuis)