U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schemern"
Resultaten 1 - 3 van 3
- schemern: De kiender koomt al niet meer bij lochten in huus, want het begunt al aordig te schemern (Koekange)
- schemern: Wij doen de laampe nog niet an, wij willen nog even schemern (Erica)
- twiedonker: Zie zit nog even in het tweiduuster te schemern (Gieten)