U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schep"
Resultaten 1 - 10 van 10
- bier: Bier met alles is bier met een scheutie roodbitter en een schep sukker (Eext)
- grootgrieperig: Daor waj dan wat grootgrieperig in, 'n grote schep op de brei bijveurbeeld (Hijken)
- hocht: Een hocht , daor was gien maot van, zie nummen der zomor een schep oet (Oosterhesselen)
- maalloon: Veur elke ponge mus ie maalloon betalen. Dan much de mulder oet elke ponge een schep meel nemen (Beilen)
- room: Schep even de room van de melk veur de koffie (Padhuis)
- schep: Der lig wel een schep in de meeltun (Zeyen)
- schep: Ik heb graag een dikke schep suker in de koffie (Coevorden)
- schep: Een grote hoesholding kost een schep geld
- suker: Doe mij mor een schep suker in de borrel (Sleen)
- witkalk: Haol van de timmerman even een schep witkalk oet het vat (Drouwen)