U zocht voorbeeldzinnen met daarin "scheuken"
Resultaten 1 - 4 van 4
- scheuken: Wat zitst te scheuken, hest jeuk an het gat? (Schoonebeek)
- scheuken: Hij zat niet op zien gemak, hij dee niks as scheuken (Hoogeveen)
- schoddergat: vrouwgie die scheuken mut um bij de pedalen te komen, is ok een schoddergat (Fluitenberg)
- schoren II: scheuken, schobbem II