U zocht voorbeeldzinnen met daarin "scheur"
Resultaten 1 - 8 van 8
- deugniet: Wat bi'j een deugeneet, alles onder de modder en een grote scheur ien de brook (Ruinen)
- roep: Ien zien broekien zat een scheur en daor kwam zien roepien deur (Hoogeveen)
- scheur: Mien moe zee altied: bèter een lillijke lappe in de broek dan een grote scheur (Koekange)
- scheur: Hij hef een gaoie scheur in de bukse
- scheur: Hij zette een grote scheur op
- scheur: Die is altied op scheur
- stikseltien: Wij hebt een stiggelie bij het draod; aans scheur ij de jurk op (Gasselte)
- tonten: Een scheur wat an mekaor tonten (Anderen)