U zocht voorbeeldzinnen met daarin "scheuvellopen"
Resultaten 1 - 20 van 21
- algemien I: Over het algemein kunnen ze in Pais goud scheuvellopen (Peize)
- baos I: Hij is een baos in 't scheuvellopen (Uffelte)
- daarde I: Hij is daarderd worden mit scheuvellopen (Sleen)
- dobberies: Daor kuj niet scheuvellopen, het is almaol dobberies (Oosterhesselen)
- gehaspel: Aj scheuvellopen moet lèren, is het eerst een hiel gehaspel achter het stoeltien an (Nieuw Dordrecht)
- gepaard: Hoe langer de iesbane lös was, hoe meer gepaard volk ie zagen scheuvellopen (Ruinerwold)
- hakkenkruk: Wat een hakkenkruk, hij leert het scheuvellopen nooit (Broekhuizen)
- kamp II: Mit het scheuvellopen waren Jan en ikke kaamp (Diever)
- knaol: Wij hebt op het knaol scheuvellopen (Sleen)
- krullen: Hij kan goed scheuvellopen, hij krult aover het ies (Hoogeveen)
- kruuslings: Kruuslings scheuvellopen
- metdoen: Die kun mit het scheuvellopen aordig mitdoen
- opdrukken: Met scheuvellopen lat de vèurste hum wel ies opdrukken (Wapserveen)
- pries: Met scheuvellopen hef oes jong een pries wunnen (Ekehaar)
- rozig: Aj van het scheuvellopen weerkwamen, waj zo lekker rozig (Sleen)
- scheuvellopen: Het is een merakel, zo as hie kan scheuvellopen (Broekhuizen)
- schien IV: Hij har met het scheuvellopen gien schijn van kaans tegen die jong (Eexterveen)
- schrappen: Aj scheuvellopen lèren wolden, muj eerst hiel wat schrappen doen (Zwinderen)
- sliert: Met het scheuvellopen hadden wij zo'n lange sliert dat de leste de bocht niet kriegen kun (Sleen)
- umslieks: Het vreur hard en kuj umslieks scheuvellopen (Ruinen)