U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schilder"
Resultaten 1 - 8 van 8
- anflèren: Die schilder flèert de varve der mar zo tegen an (Broekhuizen)
- krietwit I: Krietwit kun ie kopen bij de schilder (Dwingelo)
- middenkalf: Op het middenkalf zette de schilder het jaortal van opvarven (Sleen)
- schilder: Het hiele huus stiet op de kop, want wij hebt de schilder (Hoogeveen)
- schilder: Wat een mooie schilder hej daor hangen! (Roderwolde)
- timmerderij: Nou as het klaor is mit de timmerderije en as de schilder der nog ies in komp, begunt het er al wat (Koekange)
- varver: *Lillijke schilder, smodder, varver, hoezenbedarver
- zoegnap: De schilder gebruukt zoegnappen um glas te verplaotsen (Borger)