U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schippern"
Resultaten 1 - 4 van 4
- schippern: Hij mus overaal tussendeur schippern (Emmer Erfscheidenveen)
- schippern: Wij mön altied schippern um rond te komen (Meppel)
- schippern: Dat mutte wij mar zien te schippern (Kerkenveld)
- schippern: Wij zult dat samen wel schippern (Nijeveen)