U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schobberdebonk"
Resultaten 1 - 5 van 5
- ofstrunen: Der bennen van die mensken, die wat ofstrunen, die lopen op schobberdebonk (Peize)
- schobberdebonk: op de schobberdebonk etc. lopen
- schobberdebonk: Sommigen loopt op de schobberdebonk en vangt ok nog wal is wat (Schoonebeek)
- schobberdebonk: Hij kocht peerde op de schobberdebonk; as der winst kwam, gung het deur, gien winst, dan niet, en mu (Zuidwolde)
- schoefien: Op een schoefie lopen is hetzölfde as op schobberdebonk lopen (Zuidlaren)