U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schoelen"
Resultaten 1 - 18 van 18
- eusing: Wij staot te schoelen under de euzing van 't daok (Emmen)
- iem: Allèn de iem kan schoelen achter 'n bentespier
- invoeren: Zie wilt het Drents ok op de schoelen invoeren (Sleen)
- matglas: De underste glazen in de aolde schoelen waren van matglas (Mantinge)
- melkglas: Vrogger waren de underste roeten in de schoelen vaak van melkglas (Zwinderen)
- metdoen: Op die schoelen wordt de kiender hiel wat mit edaone
- ofbrillen: Hij lop aaltied um de hoezen te schoelen um de bool of te brillen (Beilen)
- ofdak: Onder een ofdak kuj lekker schoelen (Emmer Compascuum)
- ofhang: Under de ofhang van de schuur kuj mooi schoelen aj een meid bij je hadden; ij wurden dan niet nat (Eext)
- schaophok: In oous hooukie aachter het hoes heb wij een schaophok timmerd; dan kunt ze schoelen, as het min wee (Eext)
- schoelen: De tienden mai mot de rogge zo hoog wèen dat zuk der een kraaie in kan schoelen (Barger Compascuum)
- schoelen: Die man lop 's aovend nogal ies te schoelen; wat zul e bij het einde hebben (Oosterhesselen)
- schoelen: De jachtopziener löp er ok te schoelen (Mantinge)
- schoelen: Ik zag hum langs de hegge schoelen, hij wol gien woord hebben (Coevorden)
- schoelen: Die man döt niks as tussen de aolde rommel te schoelen (Hooghalen)
- schoelen: Het valt niet met um tegen de wind in te schoelen (Emmen)
- schoemen: schoelen
- strontdeurnat: Hij kun nargens schoelen; hij was strontdeurnat (Barger Oosterveld)