U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schoeven"
Resultaten 1 - 20 van 21
- anschoeven: Kuj mij èven helpen de wagen an te schoeven? (Hoogeveen)
- baan I: Doe most doun wat doe zegst en het niet aal op de lange bane schoeven
- drieven: schoeven
- nak I: Ze wolden het mij op de nak schoeven (Rolde)
- nippen: Ie mugt niet schoeven, hèur, ie moet hum der in nippen (Hijken)
- pol: Wij hebt die polle naor de leegte in laoten schoeven, nou how mooi liek laand (Ruinerwold)
- schoeflaamp: Een schoeflaamp kuj op en deel schoeven (Mantinge)
- schoeven: Ze schoeven met de damschieven (Eelde)
- schoeven: Ik wil èven een pottien in de kakstoel schoeven (Meppel)
- schoeven: Je mot neit alles op een aander schoeven (Peize)
- schoeven: Laot die man mar schoeven, hij redt zich best (Coevorden)
- schoeven: Hij hef altied wal een meneier um zuk veur het wark weg te schoeven
- schoeven: Mes schoeven
- schoeven: Hij mus der aordig tegen schoeven um veuroet te kommen
- schoeven: Met zu'n dik stuk wind moej der aordig tegen schoeven (Gasselte)
- schoeven: Ie mussen heur der langes zien schoeven! (Noordscheschut)
- schoeven: in modder schoeven
- schoeven: Bij het knikkern muj niet schoeven, ij moet oet de lösse haand. Doej dat niet, dan doej gemeein (Eext)
- schuld: Hij probeert een aander de schuld in de schoenen te schoeven (Drouwen)
- stienkaor: Laad die stienkaor niet zo vol, dan kuj hum niet schoeven (Emmen)