U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schommeln"
Resultaten 1 - 4 van 4
- bommeln: schommeln
- schommeln: De kinder waren op kostal an het schommeln (Rolde)
- schommeln: Bij een slechte weg staot de melkbussen op de wagen te schommeln (Dalen)
- schommeln: Hie löp ok wèer achter die wal te schommeln; wat zul e daor oetvreten? (Sleen)