U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schoof"
Resultaten 1 - 10 van 10
- dak: Een schoof dak
- garf: Een gorf is as het koren der nog inzit, anders is het een schoof (Barger Oosterveld)
- gast I: Een schoof is een gaste (Hollandscheveld)
- gat: Het gat van de schoof moej niet zo roeg laoten, dat moet een beetie kant (Klazienaveen)
- handigheid: Een schoof binden, dat is een handighaaid (Roderwolde)
- kopbaand: De band om kop van schoof heitte kopband (Eelde)
- op II: Hij schoof op mie an
- schoof: Een gorf is, as het koren der nog inzit. As het koren der oet is, is het een schoof (Barger Oosterveld)
- schoof: Een schoof dak
- wolmaniseren: Hij schoof zien fiets de weg over en zetten hom tegen het wolmaniseerde paoltie