U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schoten"
Resultaten 1 - 18 van 18
- apport: Ik haar een eend schoten en dei vuil in de wiek. Ik zeg tegen de hond 'apport Bello', en hij huil ho (Peize)
- harsens: Het was hum in de harsens schoten
- kloet: ...schoten (Barger Oosterveld)
- krint: De krenten bint met geweer in de stoet schoten
- loof I: De beiten bunt in het loof schoten
- proces: Jaan hef een oelzwaon schoten en hij kreeg perces (Eext)
- schief I: Zie schoten op ein schieve (Emmer Erfscheidenveen)
- schieten I: De traonen schoten hum in de ogen (Barger Oosterveld)
- schieten I: De melk is dik worden en bie mekaar schoten (Barger Compascuum)
- schoot I: Vrogger hadden de vrouwlu lange schoten an het jak (Ruinen)
- schoten: Ik zal wel vaten, gao ij mor schoten (Sleen)
- schoten: Bij het intrekken is schoten het mooiste wark (Eext)
- schoten: Bij het schoten kunj mekaor lillijk met de vurk prikken (Norg)
- schoten: zaod schoten (Ekehaar)
- schoter: schoten
- schotvörk: schoten
- vaten: Ien mus schoten, de aander vaten en dan nog ien garven smieten (Borger)
- waterhoen: Hij hef een waoterhoen schoten (Balloo)