U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schuppen"
Resultaten 1 - 15 van 15
- keet: Keet schuppen (Dwingelo)
- knienensteken: Knienensteken: eerder wurden der vörken en schuppen veur bruukt, mor noou nim wij een stok met of v (Eext)
- kruperig: Het is vaoke: kroeperig veur de baos, schuppen naor de knechts (Hoogeveen)
- mesbak: De balast wur gebruukt um de koegruppe leeg te schuppen in de mesbak (Wapserveen)
- schup II: Umdat hij vrögger niet genog schuppen onder het gat had hef, is hij zo klein bleven (Hoogeveen)
- schuppen I: Schuppen was troef en ik haar net de hiele haand vol schuppens (Sleen)
- schuppen I: Ik har allennig mor een schuppen köning in haand (Eext)
- schuppen II: Ie mön opholden tegen die deure te schuppen (Meppel)
- schuppen II: Aj niet umliek wilt, za'k oe onder de konte schuppen (Ruinerwold)
- schuppen II: Mien va zee vroeger: IJ mugt gien dier schuppen (Oosterhesselen)
- schuppen II: Je mag die jong niet weer veur de benen schuppen! (Drouwen)
- schuppen II: Zit toch niet zo'n lawaai te schuppen, de buren slaopen al (Coevorden)
- tocht I: Die kan seins zukke rare tocht van het gat schuppen
- trouwgelegenheid: Non moej mij niet in 't trouwgelegenheid schuppen (Hijken)
- viefkaort: Ik har een viefkaorte in schuppen (Pesse)