U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schurft"
Resultaten 1 - 14 van 14
- ankommen II: De schurft is mai ankommen van de koien (Roden)
- ruterzalf: As koenen schurft hadden, smeerden ze er ruterzalf op (Noordscheschut)
- ruutmeester: De ruutmeester kwam langes of ze ok schurft hadden en net as bij mond- en klauwzeer kreeg ie dan een (Klazienaveen)
- ruutpottie: De schepers hadden eerder een ruutpottie met smeer tegen schurft (Gasselte)
- schorpioeneulie: schurft bij vee (Hijken)
- schurft: In de bezettingstied haden de mèensken veul last van schurft (Ekehaar)
- schurft: Dat schaop zit onder de schurft (Dwingelo)
- schurft: Die eerappels hebt last van schurft
- schurft: Hoe komp hij an schurft tussen de tienen? (Padhuis)
- schurft: Oous knien hef schurft in de oren (Eext)
- schurft: drinkt wel uut hetzelde koppien, want wij hept de schurft even dikke
- tater I: Taoter was een soort schurft, waj van koeien kregen (Drouwen)
- wetten: Dat schaop kan wel schurft hebben, het dut niks as wetten (Klazienaveen)
- zalfduze: De scheper had een botten zalfduus an de riem met blauwsmeer der in veur de schurft (Schoonlo)