U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sigaar"
Resultaten 1 - 5 van 5
- anbokken: IJ hebt een brandende sigaar. Woj mij even anbokken (Nieuw Dordrecht)
- lucifer: Doe mij is 'n lucifers, mien sigaar is oet (Eext)
- sigaar: Non is hij de sigaar (Sleen)
- stummel: Een stummeltien van de sigaar (Padhuis)
- ziedbuus: Toe, lien mij even even 'n sigaar (...) daor hej ien zitten in dat ziedbuusien