U zocht voorbeeldzinnen met daarin "slachterij"
Resultaten 1 - 11 van 11
- gaffel: Slachterij hang ie in de wiemel met een gaffel (Mantinge)
- inkupen: Hij mus zien slachterij nog inkupen (Barger Oosterveld)
- nier: Met een slachterij wuurden de nieren kokt en dan koold op de stoete etten (Padhuis)
- slachterij: Slachterij an huus gef een hiel drokte (Ruinerwold)
- slachterij: Met de slachterij hef de buurvrouw oes nogal hulpen
- slachterij: Slachterij is duur tegenwoordig (Borger)
- slachterij: IJ mugt hum ok wal een stukkien slachterij doen (Sleen)
- slachterij: As de aolde slachterij op was, weur der een veurslachtertien slacht (Nieuw Dordrecht)
- slachterij: De slachterij stund goud under de pekel (Roswinkel)
- speet: Wij moet de speten nog even schoonmaken, want de slachterij möt vanaovend nog in de wiemel (Oosterhesselen)
- wiemel: Wij moet de slachterij neug in de wiemel hangen (Sleen)